Je komt samen met familie of vrienden en voor je het weet gaat het gesprek een richting uit die je diep doet zuchten. De clichés rond mensen in armoede vliegen je rond de oren. ‘Ze zouden beter wat minder kinderen maken. Of moeite doen om werk te vinden zodat ze niet op de kap van de staat moeten leven.’ Je haalt diep adem en weet dat je hier verschillende argumenten tegenin kan brengen. Maar het heeft geen zin. Je zou meteen een tegenreactie uitlokken en de discussie zou weer op niets uitdraaien.

Categorieën

Om te begrijpen wat vooroordelen zijn en hoe ze ontstaan is het handig om te kijken hoe ons brein werkt. Dat wordt dagelijks overspoeld met informatie. Ons brein brengt graag orde aan in die informatie. Afhankelijk van onze cultuur, opvoeding en persoonlijke ervaringen maken we vakjes of hokjes aan, waarin we nieuwe informatie op basis van bepaalde criteria (kleur, vorm, statuut…) klasseren. Dat maakt ons leven een stuk gemakkelijker! Die vakjes of hokjes noemen we categorieën.

In mijn hoofd bestaat een categorie met het label ‘arm’.

Op basis van mijn eigen ervaringen, van wat ik lees, hoor en zie heb ik informatie opgeslagen in de categorie ‘arm’. Wil je een idee hebben hoe dat bij jou zit? Schrijf op een blad de eerste 10 woorden op die in je hoofd opkomen bij het woord ‘arm’.

Stereotypes

Op basis van die categorieën vormen we ons ideeën waarvan we denken dat ze voor de hele categorie, de hele groep, gelden. Soms zit daar een grond van waarheid in, soms niet. Neem het voorbeeld van ‘haaien zijn gevaarlijk’ terwijl veruit de meeste haaien niet gevaarlijk zijn. Er wordt dus geen rekening gehouden met individuele verschillen. Sterker nog, een uitzondering wordt gezien als de norm. Dit zijn stereotypes of foute veralgemeningen.

Armen hebben geen werk.

Er zijn inderdaad armen die geen werk hebben. Maar er zijn ook armen die wel werken en toch arm zijn. Er zijn ook armen die vrijwilligerswerk doen. Er zijn ook armen die niet kunnen werken omdat ze ziek zijn.

Vooroordeel

Een stereotype wordt een vooroordeel als je er een waardeoordeel aan toekent en er een (vaak negatieve) emotie mee verbindt. Media en de sociale groep waartoe je behoort (mensen die je vaak ontmoet) spelen daarbij een grote rol.

Armen zijn lui.

Als armen geen werk hebben, dan is de redenering dat dit wel zo moet zijn omdat ze te lui zijn en niet willen werken. Dit is niet meer dan een oordeel, er is geen enkele wetenschappelijke basis hiervoor.

Discriminatie

Een laatste stap is om mensen te viseren op basis van die vooroordelen. Dan heb je te maken met discriminatie. Bij discriminatie wordt een bepaalde groep mensen anders behandeld op basis van vooroordelen of stereotypen.

Armen zijn werkonwillig. We moeten hen harder aanpakken zodat ze aan het werk gaan.

Er wordt extra ingezet op controles en er worden heel strenge maatregelen genomen. De controles viseren een bepaalde groep van de samenleving en de maatregelen zijn zeer hard. Het wordt discriminatie wanneer zowel de controles als de maatregelen buitensporig zijn in verhouding tot het probleem.

Iedereen heeft vooroordelen

Iedereen! Iedereen, zonder uitzondering, heeft vooroordelen. Mannen over vrouwen en omgekeerd, links over rechts en omgekeerd, jongeren over ouderen en omgekeerd, zelfstandigen over loontrekkenden en omgekeerd, enz.

Het is eigen aan de mens en de manier waarop ons brein werkt. We hebben geen blanco geest of een schone lei om volledig neutrale meningen te vormen of beslissingen te nemen. We hebben dus allemaal vooroordelen.

Bewust worden van onze vooroordelen

Een blanco geest of schone lei zou het ons volgens Harvardprofessor Adam Sandel juist onmogelijk maken om ooit ergens een goede beslissing over te nemen. ‘Wat we ook doen, we hebben kaders nodig, context. Bepaalde vooroordelen maken een goed oordeel dus eerder mogelijk dan onmogelijk. Belangrijkste punt als je uitgaat van dit gesitueerde oordelen: word je bewust van waar je vooroordelen vandaan komen, zodat je kunt bepalen in hoeverre ze rationeel of nuttig zijn als je een keuze moet maken.’

In die zin is het niet dramatisch dat we vooroordelen hebben. Of is het al helemaal geen reden om iemand met de vinger te wijzen. Waar het op aan komt is om ons bewust te zijn van de vooroordelen die we hebben. We beseffen onvoldoende dat die vooroordelen ons dagelijks denken en handelen beïnvloeden.

Taboe

Er rust een groot taboe op vooroordelen. Daar praten we niet over want ja, vooroordelen zijn slecht. Dus doen we maar alsof we ervoor immuun zijn. Zo vermijden we de confrontatie met onze eigen vooroordelen. Jammer want zo raken we niet vooruit. We willen een open dialoog over onze vooroordelen. Niet om met het vingertje te zwaaien. Wel om te relativeren en te nuanceren. We hebben tenslotte allemaal vooroordelen.

Het is niet omdat je (deels) bewust bent van je eigen vooroordelen dat de mensen met wie je omgaat dat ook zijn. Gesprekken met mensen kunnen makkelijk ontaarden in dovemansgesprekken zeker wanneer vooroordelen de bovenhand voeren. Hoe kan je verder geraken dan het eigen gelijk?

Hieronder volgen enkele tips.

Etiketten: weg ermee

Hoe kijk ik naar mijn gesprekspartner? ‘Linkse rat of rechtse zak’, ‘geitenwollen sok of hardvochtige neo-liberalist’? Laat die etiketten achterwege en zoek de persoon achter het etiket. Jullie houden misschien wel allebei van fietsen of delen eenzelfde muzieksmaak. Een terrasje doen vinden jullie heerlijk.

Gelijk halen hoeft niet

Niemand wil ongelijk hebben. Ook je gesprekspartner niet. Al ooit een debat op tv meegemaakt waar op het einde een politiek kopstuk tot inzicht komt en zijn tegenstander hiervoor bedankt? Al ooit een hevige ruzie gehad met iemand die eindigt met het openlijk toegeven van het ongelijk? Natuurlijk niet. Probeer dus niet gelijk te krijgen. Dat betekent niet dat je geen gelijk hebt. Dat betekent nog minder dat je toegeeft dat je fout bent.

Je vindt dat salariswagens moeten afgeschaft worden? Prima, geef je argumenten. Maar verwacht niet dat de andere het daar mee eens is. Ben je in staat om echt te luisteren naar de argumenten van je gesprekspartner?

Emotie speelt mee

We gebruiken cijfers, grafieken en wetenschappelijk onderzoek om aan te tonen dat we gelijk hebben. Zelden zullen die cijfers of grafieken iemand van mening doen veranderen. Mensen zijn heel wat minder rationeel dan we aannemen. Een plastiek zakje minder aan de kassa zal heus het klimaat niet redden, dat weten we, maar toch vinden we het belangrijk om het te doen. Niet het laatste wetenschappelijke rapport over onze planeet doet ons huiveren, maar het is het beeld van de ijsbeer zonder ijs dat ons raakt. Emotie dus.

“Ja” zeggen

Durf “ja” te zeggen waar je waarden, angsten of hoop met elkaar deelt. Klimaatontkenner of klimaatrealist? We vinden het beiden heel vermoeiend als het kwik lange tijd na elkaar boven de 30 staat. We zien de plantjes in onze tuin niet graag afsterven bij gebrek aan regenwater. We vinden het fijn om frisse en gezonde lucht te kunnen ademen, ook voor de generaties na ons. Luister naar wat de ander belangrijk vindt. Dat is een goede basis voor een open gesprek.

Van “ja, maar” naar “tegelijkertijd”

’Ja, ik vind klimaat belangrijk, maar de economie …’ ‘Ja, ik vind het prima om het openbaar vervoer te promoten, maar ik woon …’ en dan wordt er al lang niet meer geluisterd.

Vervang die twee irritante woordjes door één verbindend woord: “tegelijkertijd”. ‘Ik zie niet hoe we verder kunnen met salariswagens, tegelijkertijd begrijp ik ook dat mensen het lastig vinden om die financiële voordelen te laten schieten. Veel kans dat de hindernissen van jouw weg stapstenen zijn in de richting van je gesprekspartner.

Wees een OEN

Verwacht van de 5 stappen geen magisch effect. Het vraagt tijd én moed om onze manier van praten – of van woordstrijden – te veranderen. Te moeilijk? Wees gewoon een OEN: stel je Open, Eerlijk en Nieuwsgierig op. Je zal bij jezelf merken dat je luisterbereidheid met sprongen vooruit gaat. Daarin zit de kiem voor een goed gesprek. En voor een goede democratie.