Het is zo dat het cultureel kapitaal, of de sociale positie, van de ouders de slaagkansen van hun kinderen in het onderwijs bepaalt. Deze kinderen starten hun schoolcarrière met een academische achterstand. Maar de kloof met kinderen uit hogere sociale klassen wordt groter doorheen de schoolcarrière. Kinderen in armoede zijn oververtegenwoordigd in het buitengewoon onderwijs. (Een deel van de verklaring hiervoor kan zijn dat gezondheidsproblemen en handicap gemiddeld meer voorkomen bij kinderen van lagere sociale klassen). Onderzoek toont echter aan dat het grootste deel van de ongelijke doorstroom naar het buitengewoon onderwijs te wijten is aan ongelijkheden gegenereerd door het onderwijssysteem.

De stelling dat armoede te wijten is aan een laag IQ en bovendien ook nog erfelijk is, leeft nog steeds bij heel wat mensen. In Amerika wordt het door sommigen ook nog gekoppeld aan racistische vooroordelen: zwarten zijn veel vaker arm omdat ze van nature minder intelligent zouden zijn dan blanken.

Bepaalt IQ de kans op armoede?

Er zijn een aantal belangrijke factoren die het risico op armoede mee bepalen: een laag onderwijsniveau, een zwakke gezondheid, werkloosheid, een gebroken gezin en een migratieachtergrond. Een laag IQ is slechts één van de mogelijke oorzaken van een laag bereikt onderwijsniveau, en dus slechts één van de vele factoren die het risico op armoede bepalen.

Is IQ erfelijk?

Over de erfelijkheid van intelligentie is nog niet zo veel geweten. Het staat wel vast dat het IQ gedeeltelijk door genetische aanleg bepaald wordt, maar ook gedeeltelijk door de omgeving waarin kinderen opgroeien, en door de stimulansen die hen (vooral op zeer jonge leeftijd) aangeboden worden. Kinderen kunnen dus ‘slimmer (of dommer) gemaakt worden’. Een evenwichtige voeding, een gezonde woning, een rustige en liefdevolle thuisomgeving, veel spelen en praten, voorlezen, enz. hebben een enorme invloed op de ontwikkeling van kinderen en hun verdere levensloop. Heel wat talenten bij jongeren in armoede komen nooit naar de bovengrond omdat ze niet de juiste stimulansen hebben meegekregen in hun kindertijd.

De rol van het onderwijs

Het onderwijs in Vlaanderen wordt gekenmerkt door een normgericht onderwijssysteem. Binnen dit systeem zijn het de zelfproducerende, zelfregulerende, autonome leerlingen die het meeste kans hebben op slagen. De leerlingen die het meeste succes hebben binnen dit schoolsysteem zijn de leerlingen met een brede kennis, die vaardigheden bezitten om zelf informatie op te zoeken en die zelfstandig kunnen leren. De dominante cultuur binnen het onderwijs stemt overeen met de waarden en cultuur van de hogere sociaaleconomische klassen: als je voldoende inspanningen levert, dan boek je resultaat.

Cultureel kapitaal

Bourdieu beschreef dit in zijn reproductietheorie als ‘cultureel kapitaal’: leerlingen die niet eigen zijn met deze dominante cultuur worden uit het onderwijssysteem gefilterd via selectie en zelfselectie. Kapitaal in de vorm van ouderlijke kennis, middelen en culturele bronnen is een machtige factor welke de toegang tot, de ervaring met en resultaten binnen scholen van kinderen beïnvloedt. Het cultureel kapitaal en de daaraan verbonden privileges worden ook doorgegeven van generatie op generatie en sociale positie bepaalt dus de slaagkansen in het onderwijs. Dit maakt dat kinderen uit lagere sociale klassen minder schoolsucces ervaren. Deze kinderen starten hun schoolcarrière met een academische achterstand en de kloof met kinderen uit hogere sociale klassen wordt groter doorheen de schoolcarrière. De filosofie van een schoolgemeenschap oefent hierbij een grote impact uit op de slaagkansen van kinderen in het onderwijs en op waar kinderen geplaatst worden binnen het onderwijssysteem. Ook leerkrachten beïnvloeden dit proces doordat zij als gatekeepers een zekere voorkeur hebben voor leerlingen met het cultureel kapitaal uit de hogere klassen.

Buitengewoon onderwijs

Het buitengewoon onderwijs vervult hierbij een alibifunctie voor het gewoon onderwijs. Het buitengewoon onderwijs dient als een opvangnet voor die leerlingen die omwille van verschillende redenen moeilijkheden ondervinden in het gewoon onderwijs. Het is echter belangrijk om het verband tussen sociale positie en gezondheid mee te nemen bij het interpreteren van de cijfers. Gezondheidsproblemen en handicap komen gemiddeld meer voor bij personen (kinderen) in lagere sociale klassen. Een deel van de verklaring voor de oververtegenwoordiging van kinderen uit kansarme milieus in het buitengewoon onderwijs kan dan ook hieraan toegeschreven worden. Onderzoek toont echter aan dat het grootste deel van de ongelijke doorstroom naar het buitengewoon onderwijs te wijten is aan factoren en processen die zich pas manifesteren na intrede in het onderwijs (en dus te wijten aan ongelijkheden gegenereerd door het onderwijssysteem). Bovendien toont onderzoek aan dat bij kinderen van ouders in een lagere sociaaleconomische positie kinderen sneller gediagnosticeerd worden, mede doordat de kinderen zwakker scoren op de testen eigen aan het onderwijssysteem.

Inclusief onderwijs

Binnen het onderwijsveld wordt er tegengewicht gegeven aan het sterk normgericht onderwijs via het universeel ontwerp van leren. Scholen die deze visie ondersteunen, zien inclusie van alle kinderen als startpunt. Deze scholen zijn echter beduidend in de minderheid binnen het onderwijslandschap.

Besluit

Het is belangrijk dat jonge en aanstaande ouders alle nodige ondersteuning krijgen om hun kleine kinderen in optimale omstandigheden te kunnen opvoeden. Voorschoolse stimuleringsprogramma’s zijn de beste hefbomen om de vicieuze cirkel van armoede te doorbreken. Op dat vlak is in Vlaanderen nog veel werk aan de winkel.

Bijdrage door Ides Nicaise

In de pers

Vooroordelen leerkrachten fnuiken ambitieuze studiekeuze (De Standaard, 27 februari 2020)