Het is niet zo dat mensen in armoede onvoldoende kennis en vaardigheden bezitten. Wel wordt hun kennis en vaardigheden vaak niet genoeg gezien of erkend. Een beperktere schoolcarrière en sociaal netwerk, de verhoogde stress van een leven in armoede, wantrouwen en een laag zelfbeeld verklaren deze vaardigheidskloof. Mensen in armoede worden vanuit de hulpverlening snel in een afhankelijkheidspositie gezet en dat wekt wantrouwen in de hand. Daarom worden mensen in armoede steeds meer ingezet als ervaringsdeskundigen.

Psychologisch onderzoek vertelt ons dat mensen uit hogere sociale klassen vaak het gevoel hebben dat ze hun leven zelf kunnen uitstippelen, zelf keuzes kunnen maken en door hard te werken veel kunnen verwezenlijken in hun leven (ook wel ‘interne beheersingsoriëntatie’ genoemd). Voor mensen in armoede geldt het tegenovergestelde gevoel: externe beheersingsoriëntatie geeft hen het idee dat het lot hun leven bepaalt, dat ze altijd afhankelijk zijn van anderen en er veel in hun plaats beslist wordt.

Ook in onze samenleving is er een kloof tussen mensen die in armoede leven en anderen. Die kloof gaat onder andere over opleiding, gezondheid, huisvesting, taal, inkomen, sociaal netwerk, participatie,…. Regelgeving wordt meestal opgesteld vanuit en voor de middenklasse. Hierdoor komen niet alle maatregelen voor de aanpak van armoede ten goede aan zij die er in leven. Zij zijn ervaringsdeskundigen op het gebied van armoede en dus de gepaste personen om de kloof tussen arm en rijk te dichten.

Rol van de hulpverlener

Tijdens hulpverlening ontwikkelt zich een machtsrelatie tussen de expert en de afhankelijke hulpvrager. Hulpverleners lijken zich niet altijd bewust van de impact van hun handelen, van de inhoud en wijze van communiceren en van het belang van hun non-verbale communicatie. Een afstandelijke relatie, het sterke bureaucratische karakter van hulpverlening en een paternalistische houding wekt wantrouwen in deze relatie. Er zijn ook zaken die als verbindend worden ervaren zoals nabijheid en tijd om een vertrouwensrelatie op te bouwen, een persoonlijke aanpak en een participatiegerichte houding van de hulpverlener. Door deze houding kan er in dialoog aan verandering worden gewerkt en aanvaarden de hulpvragers de adviezen van de hulpverlener waarmee een vertrouwensrelatie werd opgebouwd.

Bijdrage door Kristel Driessens en Cindy Van Geldorp