Plaatsing van kinderen biedt geen antwoord op de achterliggende problemen waar ouders mee te kampen krijgen. Uithuisplaatsing valt in vele gevallen te vermijden indien er meer geïnvesteerd zou worden in het voorzien van ouders in de nodige ondersteuning bij het uitoefenen van hun verantwoordelijkheden als eerste opvoeder. De overheid mag alleen interveniëren tussen ouders en kind wanneer de ouders niet handelen in het belang van het kind. Financiële en materiële armoede, of omstandigheden die daaraan te wijten zijn, mogen nooit de enige motivering zijn om een kind bij zijn ouders weg te halen.
De Kinderrechtencoalitie (Standpunt Kinderrechtencoalitie over uithuisplaatsing van kinderen & pleegzorg: update december 2013) is tegen een plaatsing van een kind in het geval van een problematische opvoedingssituatie. Het mag zeker niet als eerste oplossing worden aangeboden. Ze geeft de voorkeur aan eerst en vooral een intensieve steun binnen het gezin, zodat het recht op een gezinsleven gegarandeerd wordt. Vaak liggen immers armoede, slechte leefomstandigheden, ziekte, alcohol‐ of drugsgebruik,… aan de basis van meer zichtbare problemen of feiten. De Kinderrechtencoalitie wijst erop dat een plaatsing van kinderen zelden of nooit een antwoord biedt op de achterliggende problemen, terwijl het net die problemen zijn die moeten worden bestreden. Uithuisplaatsing valt in vele gevallen te vermijden indien er meer geïnvesteerd zou worden in het voorzien van ouders in de nodige ondersteuning bij het uitoefenen van hun verantwoordelijkheden als eerste opvoeder.
Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) (Uitgangspunten en krachtlijnen bij uithuisplaatsing van jonge kinderen i.f.v. Vlaamse beleidskeuzes. September 2016, Concepttekst opgesteld binnen Jongerenwelzijn (Benedikte Van den Bruel) en Kind en Gezin (Tim Stroobants)) is hier een cruciale richtingwijzer. Het IVRK stelt dat ouders de eerste verantwoordelijken zijn voor de opvoeding van hun kinderen en dat het aan de overheid is om de voorwaarden te creëren om die opvoedingstaak te vervullen. De overheid mag enkel tussenkomen wanneer de ouders niet handelen in belang van het kind. Ze moet de ouders ondersteunen om de uithuisplaatsing van kinderen te voorkomen (Een betere wereld voor jonge kinderen: investeren in hun omgeving. Visietekst Kind en Gezin in samenwerking met wetenschappelijke experts: Sara De Mulder (UGent), Steven Groenez (KUL), Michel Vandenbroeck (Ugent), Frank Vandenbroucke (KUL), en Peter Verduyckt (GGC Brussel) & (De kracht van het engagement. De vermaatschappelijking van de zorg in de dagelijkse praktijk (2013). Brussel: Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin).
Met haar ‘Richtlijnen voor alternatieve zorg bij kinderen’ bouwde de Verenigde Naties in 2010 verder op het kinderrechtenverdrag en op het Europees mensenrechtenverdrag. Ook in deze richtlijnen wordt de nadruk gelegd op het voorkomen van de scheiding van ouders en kind en dit via het bieden van gepaste ondersteuning en hulpverlening. De staat dient te waarborgen dat gezinnen toegang hebben tot ondersteuning bij hun zorgtaken. Financiële en materiële armoede, of omstandigheden die daaraan te wijten zijn, mogen nooit de enige motivering zijn om een kind bij zijn ouders weg te halen, het op te nemen in de alternatieve zorg, of zijn/haar terugplaatsing te verhinderen. Het merendeel van de gezinnen waar de opvoeding of het gezinsleven ernstig gehypothekeerd is, heeft een zware last te dragen. Het gaat vaak over gezinnen en kinderen waarbij er problemen zijn op verschillende domeinen.
In de pers
Een link tussen leven in armoede en een eerste maatregel bijzondere jeugdbijstand? (Federaal Wetenschapsbeleid, 2011)